‘Ik kan fietsen!’

Uitbundig roept Jos: ‘Ik kan fietsen!’ Met een stralend gezicht komt het jongetje naar me toe. De levenslust en trots straalt uit zijn kleine ogen. Ik voel me ontzettend blij voor hem. ‘Laat het eens aan me zien’, vraag ik. Dat doet hij. Hij fietst keihard de straat uit en dan zie ik hem vallen. Ik ren naar hem toe en zeg tegen hem dat hij beter maar niet meer moet gaan fietsen. “Je kunt er helemaal niets van, zet die fiets maar gauw in de schuur en ga iets anders doen.” Hij krimpt in elkaar en al zijn moed en levenslust is weg. Ontmoedigd kijkt hij naar zijn fiets en naar zijn kapotte knie. “Nee” zegt hij “misschien moet ik het maar niet meer doen.”

Wat een wreed persoon laat ik zo zien hè? Waarom spreek ik dat jongetje geen moed in? Zo van: “Kom op jongen, je kunt het! Stap maar weer op je fiets en probeer het opnieuw.”

Bij kleine kinderen lijkt het vaak makkelijk om ze dingen te leren. Met alle geduld helpen we ze weer overeind en spreken ze moed in het nog eens te doen. Wanneer we volwassen zijn geworden, wordt gewoon verwacht dat je het kunt, is er al snel ongeduld. Of we vertellen even waar het allemaal mis ging: “Wil jij nog een keer proberen te fietsen? Nee joh, de vorige keer viel je ook, weet je nog? Je hebt weken last van je knie gehad.” Op dit moment spreken we woorden van ongeloof… “Je kunt het beter niet meer doen” Of geloven we de woorden van dit kind wat zegt: “Ik KAN fietsen!”

Wanneer we tot geloof komen, gebeurt dit soms ook. Er komt iemand tot geloof en vertelt dat aan anderen. Dolgelukkig dat hij gered is en in Jezus rechtvaardig is. Dat het oude voorbij is en hij of zij een nieuw persoon geworden is in Jezus Christus. En dan wordt nog even gewezen op de dingen die ze gedaan hebben in het verleden. “Ja, ja dus je hebt dat allemaal achter je gelaten? Weet je zeker dat je niet meer terug valt in dat gedrag?”

Doe jij dan nooit meer iets verkeerds? De Bijbel zegt in 2 Korinthe 5:16-17: “Daarom beoordelen we vanaf nu niemand meer volgens de maatstaven van deze wereld (door te zien wat voor ogen is). Ook Christus niet die we vroeger wel met deze maatstaven beoordeelden. Daarom ook is iemand die één met Christus is een nieuwe schepping. Het oude is voorbij, het nieuwe is gekomen’. Je bent als het ware veranderd van: ik KON fietsen, naar: ik KAN fietsen. Geloof zegt dat hij KAN fietsen. Ongeloof wijst op de val.

Maar dan struikel je. Schreeuwend sta je voor de vriend die je net heeft geconfronteerd met iets wat jij gedaan hebt. “Hoe kun jij zo tegen mij tekeer gaan?” zegt hij tegen je. “Ben jij nou een kind van God? Ik dacht dat je veranderd was. Het valt me enorm van je tegen zeg.” Diepe schaamte zal je overvallen en de vraag of je wel een kind van God bent, kan je aanklagen.

‘Ik dacht dat jij kon fietsen?’

Het bijzondere is dat we rechtvaardig zijn in Jezus. Wanneer we struikelen, verandert dat niets aan onze nieuwe identiteit. “Het oude is voorbij gegaan, zie het nieuwe is gekomen.”

Soms kunnen anderen, jijzelf of de boze je nog even herinneren aan je oude ik. Of een vergrootglas zetten op het oude leven. Je daarmee als het ware gevangen zetten. Jij was dat vroeger, dus nu nog steeds. Een wijze vrouw zei laatst: “Mensen die je kennen van 20 jaar geleden, houden je soms gevangen in een cel van 20 jaar geleden. Toen was je zo en nu nog. Hierdoor kun je niets nieuws laten zien, omdat ze je blijven bekijken door de bril van toen.”

De rechtvaardige struikelt zeven keer en staat weer op (soms met hulp van een vriend) Kom op je kunt het!

De Bijbel zegt in Spreuken 24:16…”De rechtvaardige komt zeven maal ten val, maar telkens staat hij op.” Mooi hè! Een “rechtvaardige” staat er. Hij valt en KAN nog steeds fietsen. Hij blijft een rechtvaardige, zegt de Bijbel. En… hij staat weer op.

Gebed: Heer help me de ander te zien zoals U hem ziet. Help me mezelf te zien zien zoals U mij ziet. Het oude is voorbij en het nieuwe is gekomen door Uw zoon. Dank U wel. Amen.

Vergelijken

‘Je nicht helpt haar moeder tenminste’… ‘Jij doet helemaal niks voor je moeder’. ‘Waarom ben je niet meer als je broertje, die lekker rustig is?’ ‘Je broer doet tenminste zijn best op school waardoor hij nu HAVO kan. Jij had ook beter gekund’. ‘Weet je dat toen ik klein was, ik altijd mijn moeder hielp?’

Zomaar wat dingen hoe je vergeleken kan worden met anderen. Ik haatte het, wanneer ik werd vergeleken met anderen. Ik kreeg zelfs een enorme hekel aan degene waar ik mee werd vergeleken. Ik voelde me dan enorm machteloos. Een gevoel dat ik in een keurslijf werd gestopt waar ik niet aan kon voldoen. Waardoor ik iets ontwikkelde wat eigenlijk zei: ‘sorry, dat ik zo ben’. Toch had ik de neiging dit zelf ook te doen: vergelijken… Ik keek naar de ander en merkte op dat ik soms wat uitbundig kan doen. Dat ik op andere dingen, weer wat tammer reageer dan anderen. Ik raakte juist, door dit vergelijken, de weg kwijt. Een kameleon werd ik. Ik probeerde me aan te passen. Denk jij blauw? Probeer ik ook. Rood? Goed, ik probeer mee te doen. Ook mijn jongens vergeleek ik soms met anderen of met elkaar.

God maakte jou en mij uniek. Hij heeft ons kleuren gegeven. Allemaal zijn we een beeld van de Schepper. Genenis 1: 26 zegt: ‘God zei: Laten wij mensen maken die ons evenbeeld zijn, die op ons lijken; zij moeten heerschappij voeren…‘ Er leven op dit moment ongeveer zeven en een half miljard mensen op aarde. Allemaal zijn ze een beeld van de Schepper. Wanneer ik mijzelf in het hokje stop, om te willen zijn als die ander, of mezelf kleiner te maken dan ik ben, maak ik automatisch de Schepper ook kleiner.

Alleen de bloemen zijn al zo kleurrijk, niet een is meer of minder…

Wanneer ik naar de bloemen kijk, vind ik de veelkleurigheid prachtig. Zo mooi die verschillende vormen, de hoogtes, de geuren en kleuren. Zelfs de ene bloem is zachter dan de andere. Op de ene bloem komen vlinders af, op de andere bijen en op weer een andere hommels. Schitterend veelzijdig.

Doordat we elkaar oordelen en onderwaarderen, gaan mensen verschrompelen. Net als een bloem die verwaarloosd wordt, kunnen we als mensen verleppen. De levenskracht gaat eruit en we krijgen een houding van: ‘sorry, dat ik besta’ Juist het mooiste raakt daardoor kwijt.

We leggen elkaar lasten op. Er is niets mis mee, om wat standaardnormen en waarden aan te leren. Dingen die bij een cultuur horen. Totdat de ander niet voldoet aan ‘onze’ standaard… en we er een oordeel over vellen. Vaak weten we niet eens wat die ongeschreven regels zijn. In de gezinnen waarin we opgroeien kennen we de ongeschreven regels vaak wel. We handelen naar die regels. Op het tennisveld is er ook een ongeschreven regel. Een regel van sorry zeggen wanneer de bal net over het net valt. Ik weet niet wie die regel ooit bedacht heeft, maar ik ga standaard tegen die regel in. Ik kan het gewoon niet over mijn hart verkrijgen om sorry te zeggen voor iets waar ik zelf blij van ben. Het is namelijk een bal, die je eigenlijk niet meer terug kan slaan. Ik heb dus een punt en word geacht daar sorry voor te zeggen. In het begin was ik echt stom verbaasd dat mensen dit deden. Ik had een punt en jodelde: ‘joehoeee…’

Zonder woorden kun je ook veel vertellen. Met een blik in de ogen als je te hard lacht. Een wenkbrauw optrekken wanneer je het er niet mee eens bent, of iemand zonder woorden afbreken. Deze zomer van 2020, stond ik naast een beeld van de reus van Rotterdam. Hij had die naam gekregen omdat hij twee meter en twee en veertig centimeter lang was. Een enorm lange man. De man had een groeistoornis en was een wandelende attractie. Hartverscheurend vind ik dit. Te lezen, dat iemand een wandelende circusattractie was. Toen hij stierf sprak zijn vader bij het graf: ‘Hoon en spot waren vaak je deel, maar je haatte de mensen daarom niet, want je had een hart van GOUD!’ Wauw! Hoe mooi dat dit gezegd werd… Dat hij niet was verbitterd door hetgeen hij meemaakte.

Naast de reus van Rotterdam.

Laten we de verschillen in elkaar waarderen. Wat fijn dat jij wel blij wordt om voor de klas te staan, dat jij geduld hebt voor dit werk of dat jij geen angst hebt om open wonden te verzorgen. Wat mooi dat er voor jou en voor mij ruimte is. Wanneer je erover twijfelt… kijk dan nog eens naar dat bloemenveld en dank God hoe wonderlijk je bent gemaakt.

Jesaja 60:1 Sta op en schitter, je licht is gekomen, over jou schijnt de luister van de HEER.

Gebed: Dank U Heer, dat U mij uniek gemaakt hebt. Leer mij meer en meer de kwaliteiten te benutten die U in mij heeft gelegd, zodat ik niet een talent zal begraven. Amen.

Rennen..

Wanneer ik iets in mijn hoofd heb, wil ik dat het vandaag gebeurt. Gister, nog beter. Letterlijk rennen door het leven. Ff is een soort stopwoord voor me. Ik ga ff koken, ff tennissen, ff werken, ff dit en ff dat. Ik loop liever met grote stappen en ben snel thuis. Dat is de reden denk ik, dat ik er een hekel aan heb om met iemand samen te winkelen… Al slenterend door de stad en dwalend door een winkel. Dit aanraken en dat vastpakken. Overwegend die jurk of die broek te kopen. Nee, ik scan een winkel, zie of er iets tussen hangt, en ga weg. Soms heb ik dan spijt wat ik in haast gekocht heb. Net niet lang genoeg overwogen.

Mijn tennisleraar zei, dat ik kleine pasjes moest maken om zo een betere timing te krijgen. Dit was om de bal beter terug te slaan. Na zeven jaar herhaalde hij het nog en acht jaar ook. Ik vergat het gewoon. De grote stappen gingen me beter af. Het zat in mijn natuur. Grote stappen om snel de bal te pakken, en soms zelfs ’te’ snel te zijn. De bal voorbij te lopen en dan raakte ik hem van te dichtbij , waardoor ik minder controle had om te sturen.

Het liefst ren ik door het leven..

Juist met dat rennen missen we soms de details en kleine aanwijzingen. De Heer wil graag spreken tot ons hart. In de rust spreekt Hij en laat details zien voor het leven.

Onze zoon van nu 18 jaar, rende wanneer we een dagje weggingen, letterlijk voor ons uit. We wilden hem graag kleine dingen laten zien in de dierentuin. Een dier wat jongen had, of zijn eten kreeg. ‘Kijk hoe hij speelt.’ Dat lukte dan niet, hij was alweer 20 meter verder..

Zo kunnen wij ook rennen. De Heer wil dingen laten zien, maar we hebben geen tijd.

Als ik Uw hemel zie , en het werk Uwer handen, de maan en de sterren, die U gemaakt hebt’, staat in Psalm 8:4

Langzaam loop ik het bos in en zie een kever.. Het beestje ziet er met een snelle blik zwart uit. Ik hurk bij hem en zie iets blauws.. Een hele mooie kleur blauw. Met een soort harige poten.. details…

Zomaar een beestje..

Zo vaak kunnen we verzanden wanneer er zorgen in het leven zijn. Dan ineens zijn er wel details.. alles wordt benoemd en nogmaals.. en nog een keer… Een vergrootglas wordt erbij gehaald.

Paulus zegt in Filippenzen 3:14 ‘Maar ik doe maar één ding: ik vergeet wat voorbij is en strek mij uit naar wat nog komen gaat.

Laten we rust nemen om de details op te nemen die de Heer ons wil laten zien, zodat we zien wat belangrijk is. En vergeten wat achter ons ligt.. Uitstrekken wat voor ons ligt..

En als we dan toch rennen.. Doe het dan in de armen van de Vader.. Want: ‘De Heer is als een sterke toren.. Rechtvaardige mensen rennen erheen en zijn veilig!’ Spreuken 18:10.

De bel ging..

Op avond zaten we op de bank. Er waren allerlei mensen in ons huis. Onder andere een vrouw met vier van haar vijf kinderen. Ze waren hier voor een tijd van herstel. Het was een fijne avond.

Heerlijk wegmijmeren..

Vergeet de herbergzaamheid niet; want hierdoor hebben sommigen onwetend engelen geherbergd. Hebreeën 13:2

Toen ging de bel rond half 10. Er was ondanks het volle huis, vreugde en vrede. Ik deed de deur open. Daar stond een man. Hij vroeg in het Engels of hij een taxibedrijf mocht bellen. Wat een rare vraag om half 10 in de avond. Het was al lang donker. 

‘Hoe bent u hier gekomen?’, voeg ik. ‘Met een huurauto vanuit Duitsland’, zei hij. Ik vond het allemaal erg vreemd. ‘Waar is die auto dan nu?’ ‘Vier huizen verderop staat hij op een parkeerplaats met een lekke band.’ De man bleek vier adressen overgeslagen te hebben om hier te komen.

Ondanks een beetje twijfel en verwarring ervaar ik rust in mijn hart en komen de Bijbelse woorden.. ‘onwetend hebben ze engelen geherbergd’. Ik dacht: ‘Prima, Heer’. ‘Kom maar binnen’, antwoord ik de man.

De mensen in de kamer keken me verbaasd aan toen ik met deze man binnenkwam. Ik vertel dat ik een taxi zal bellen. De eerste heeft geen auto’s meer die rijden. Iedereen is onderweg. De tweede krijg ik een tuut toon als teken dat het nummer niet meer bestaat en als derde hoor ik dat de chauffeurs aan hun uren zitten en dus niet meer weg mogen.

Ik vraag Piet mijn man ‘Kun jij hem niet even naar Amsterdam brengen?’ Hij kijkt me een beetje schaapachtig aan en herhaalt ‘Amsterdam?’

‘Lies, het is half tien. Dat wordt een uur heen en een uur terug als ik geluk heb.’ Ja, dat klopt.. ‘Onwetend hebben ze engelen geherbergd’ kwam ook in Piet zijn hart.

‘Prima’ zei hij, ‘ik ga’. Samen met de man rijdt hij naar Amsterdam. Hij praat met hem en vraagt naar zijn leven. De man vertelt dat hij voor een groot bedrijf werkt. Piet vertelt hem over de Redder van de wereld Jezus. Dat Hij ook hem wil redden als hij dat ook wil.

Na een uur is de man op zijn bestemming. Met alle geweld wil hij Pieter tweehonderdvijftig euro geven, maar dit weigerde hij. Nee hoor meneer, we hebben alles ook gewoon van de Heer gekregen en hoeven er echt geen geld voor. Uiteindelijk gaat de man akkoord na nog even.. ‘voor je kinderen dan?’ gevraagd te hebben. ‘Nee hoor, zij hebben ook genoeg.’

Met vreugde kwam Piet thuis. Wauw wat bijzonder om zo gestuurd te worden.

Na een week word er een groot pakket bij ons bezorgd. Het was allemaal in de maand december. De tijd van Sinterklaas en de kerstpakketten. De kerstpakketten kocht ik zelf altijd voor de mensen die bij ons werken. Tegen Piet had ik gezegd dat het mij ook leuk leek eens een kerstpakket te krijgen. Mijn wens werd vervuld. De Heer zag het verlangen van mijn hart en liet de man een pakket sturen. Een nieuwe airfryer. Een prachtig apparaat van een bekend merk, waar de man voor bleek te werken.

Met een kaartje erbij. ‘Dank u wel, dat u gezorgd heeft voor een van onze belangrijke mensen.’ Wij wisten niets van de man. Hij had de naam van zijn bedrijf niet bekend gemaakt. We hadden alleen gedaan wat we op ons hart kregen. ‘Dank U Heer voor dit geweldige verhaal en voor de herinnering die ik nooit zal kwijtraken.’

Ik zal de HEERE loven met mijn ganse hart; ik zal al Uw wonderen vertellen. Psalm 9:2

Een dag met een mooie wending

Het is een dag midden in “Coronatijd” Een enorm drukke dag hebben we net achter de rug. Manlief besluit uit te gaan puffen in een warm bad en ik heb me al een tijdje enorm geërgerd aan het onkruid tussen de stenen op ons pad. Het lijkt wel of het me meer opvalt wanneer ik druk ben. De druk in mijn hoofd is groot en ik heb dan behoefte aan rust, orde en netheid om mij heen. Dat onkruid verstoort het en ik besluit hier net voor het avondeten, (wat ik ook nog moet koken), iets aan te gaan doen. Gewapend met gifspuit loop ik over het pad om ieder potentieel onkruid met wortel en al uit te roeien.

Gewapend met gifspuit om ieder stukje onkruid te verdelgen.

Ik ben net een kwartier bezig als een man met een Belgisch accent het pad opkomt om nog een pallet met handel te lossen. De man heeft enorm behoefte aan een praatje en begint te praten. Ik sta ongeduldig te luisteren want ons pad moet nog aangepakt worden en de spuit is enorm zwaar op mijn niet al te grote rug.

Hij vertelt over hoe zwaar hij het leven vindt, hoe zijn vrouw hem verliet en hoe moeilijk hij het leven vindt. Hij heeft altijd hard gewerkt en was veel weg, daardoor verliet zijn vrouw hem. Ergens kan hij dat wel begrijpen, zegt hij. Toch is hierdoor diepe eenzaamheid ontstaan en heeft hij altijd het gevoel voor niemand goed genoeg te zijn. Ik zucht van binnen. En denk even ‘Pfff.. Hoe lang moet ik nog luisteren?’ En ik antwoord dan ook laconiek om er een beetje vanaf te zijn… ‘Nou, kan me voorstellen dat het moeilijk voor u is.’ Het lijkt een startschot voor het vervolg.. niet te stoppen. Ik klaag in mijzelf: ‘Heer U weet hoe druk ik ben. Laat die man alstublieft weggaan.’ De Heer spreekt tot mijn hart.. ‘Jij vroeg mij mensen op je pad om over Mij te vertellen.. ‘ ‘O, ja Heer dat wil ik.’ Meteen laat ik een beetje beschaamd de spuit van mijn rug zakken. Het liefst wil ik alles graag even op mijn tijd, maar de Heer heeft vaak een andere timing..

Nu mag de man echt vertellen. Over zijn kinderen die hij bijna niet meer ziet, over zijn nieuwe vriendin die hij nu ook niet kan zien omdat je in België alleen in je eigen woonplaats boodschappen mag doen en je dus niet een dorp verderop mag komen waar zijn vriendin woont. Eigenlijk twijfelt hij of ze hem wel echt als vriend wil. Het lijkt dat ze me totaal niet mist en dit voor haar wel een goede reden is me weinig te zien. ‘Een diepe eenzaamheid ervaar ik vaak.’ Mijn hart gaat open voor de man.

Dan komt er een moment dat ik hem mag vertellen over de liefde van God. Hoe de Schepper hem gewild heeft omdat Hij hem Zelf heeft gemaakt. Hoe er scheiding kwam tussen God en mensen en dat weer hersteld werd door Jezus Christus aan het kruis. Dat alleen Jezus zijn hart kan helen en het gat kan vullen wat in zijn hart is ontstaan.

Hij lacht en zegt katholiek te zijn opgevoed. Zeker heeft hij van Jezus gehoord. Verder gaat zijn verhaal en ik luister al moet het uren duren. Ik kijk ondertussen toch nog een keer stiekem naar mijn gifspuit en leg me erbij neer dat het morgen wordt of volgende week. Wat kan mij het schelen?

De man met shirt net boven zijn broek, waar zijn buik af en toe tussendoor gluurt, knapt zienderogen op. Dank U Heer dat ik gewoon mag luisteren. ‘Ik heb iets voor u. Het is een Bijbel.’ ‘Oh? En wat kost me dan dan?’ ‘Het kost u niets, het is een cadeau. Vindt u het erg dat hij tweedehands is?’ Dat vindt hij niet erg en ik loop richting de huisdeur om hem te halen. ‘Wel terug komen hoor’, roept hij me na.

Ik zoek Johannes 3:16 en lees het aan hem voor.

ik lees het aan hem voor.

Dan vertel ik dat het ook voor hem is, als hij dit wil. En ik moedig hem aan thuis te gaan lezen en God te zoeken. Want wie zoekt zal Hem vinden.

Hij lacht. ‘Ik ga het zeker doen en ik begin waar jij die bladwijzer tussen stopte. Dat was zeker bij de tekst die je voorlas?’

Hij gaat zijn weg met blijdschap en hoopt eens terug te komen en roept nog voor hij de wagen weer in stapt: ‘Het zou goed kunnen dat ik dan veranderd ben.’

‘Amen’ denk ik.. ‘Heer zorgt U voor de rest?’