Het was een warme dag met veel mensen op de straat. Veel jongeren liepen in groepjes en veel gezinnetjes.
‘Goedemorgen, heeft iemand u weleens verteld dat God van u houdt en een geweldig plan voor uw leven heeft?’
Dat hadden ze weleens gehoord, maar de man gaf aan dat hij er absoluut geen behoefte aan had.
De vrouw keek wat verlegen.
Ik ging ik verder, ‘Maar meneer,ik heb toch nog even een korte vraag.’
Stel dat u zou sterven, en stel dat het op dit moment zou zijn, weet u dan zeker zonder twijfel dat u naar de hemel gaat?’
‘Absoluut!’ Kwam zelfverzekerd het antwoord. ‘Zeker weten.
Ik geloof namelijk niet in God. En dat betekent dat ik heel wijs ben.
En God stuurt wijze mensen naar de hemel.’
Ik moest even schakelen. Dit had ik nog niet eerder gehoord.
In Psalm 14 staat: De dwaas zegt in zijn hart: Er is geen God. Zij handelen verderfelijk, bedrijven gruwelijke daden; er is niemand die goeddoet.
Dit is de realiteit.
Deze man sprak uit dat hij juist wijs was omdat hij geloofde dat er geen God is en hierdoor naar de hemel zou gaan. Het tegenovergestelde dus.
Ik begon te vertellen wat de Bijbel zegt… ‘We hebben allen zonden gedaan, en missen hierdoor de nabijheid van God. Het contact is daardoor gebroken.’
‘Nou, loop maar gewoon mee, wij gaan door en vertel ondertussen je ding maar even.’
Super! Ik loop weleens mee, maar nu werd ik gewoon uitgenodigd om dit te doen.
Op een bepaald moment moesten ze hoek om en toen vond meneer het genoeg. ‘Nou, je hebt je zegje gedaan, en we gaan nu verder.’
‘Meneer, wilt u het geschenk misschien nog aannemen wat God voor u heeft. Het offer van Jezus?’ vroeg ik nog een keer.
‘Nee, hoor dat heb ik niet nodig en wil ik niet.’
Ik ervaarde wel een soort honger bij zijn vrouw en vroeg rustig…
‘Zou uw vrouw misschien nog zelf mogen kiezen?’
Dat mocht. Hij keek zijn vrouw en zei: ‘Nou, wat wil je?’
Ze keek hem verlegen aan, deed haar handen samen voor haar gezicht en zei: ‘Ik wil dat wel heel graag,’ En keek hem liefdevol aan.
‘Oké, dus jij wil hier echt voor kiezen joh?’ Reageerde hij hard en wat spottend keek hij haar aan, maar hij had al toestemming gegeven. Zacht maar duidelijk bad ze me na. Ze plaatste haar hand op haar hart en iedere zin overwoog ze voor ze hem na zei.
Toen we klaar waren zei hij: ‘Nou fijn voor je dan of zo…’
Ze was blij en had een enorme vrede over haar gezicht.
Zo mooi om te zien.
God werkt in de harten. Hij is degene die overtuigd.
Het hart van een koning is in de hand van de HEERE als waterbeken, Hij neigt het tot alles wat Hem behaagt. Al zijn wegen zijn iemand recht in zijn eigen ogen, maar de HEERE toetst de harten. Gerechtigheid en recht te doen is voor de HEERE verkieslijker dan een offer. Een hooghartige oogopslag en een trots hart – het pas ontgonnen land van goddelozen – zijn zonde.
Spreuken 22:1-4