Mevrouw, kijk eens wat onder mijn muts staat.

Op een Zaterdag mocht ik iemand trainen om te leren mensen het evangelie te vertellen. Op een bankje zaten drie mannen. Eén van hen lachte de hele tijd een beetje spottend. ‘Ik geloof niet dat God liefde is,’ zei hij. ‘Ik heb geen dak boven mijn hoofd en geen werk. Is dat dan God?’

‘Ach, meneer, ik kan begrijpen dat dit moeilijk voor u is, en ik wil graag voor u bidden dat u werk zal krijgen. Zullen we dat doen?’ Dat vond hij goed. Ik bad voor hem, en hij werd wat serieuzer. En bedankte me ervoor. ‘Ik ben benieuwd of dit werkt’ zei hij.

‘Laten we iets afspreken meneer. Wanneer u binnenkort werk heeft, weet u wie daarvoor heeft gezorgd en geeft u God de eer. Zullen we dat afspreken?’ Hij glimlachte en knikte.

Maanden later was ik opnieuw op de straat in Amsterdam. Er waren twee mannen uit Engeland die ik had gesproken, en die allebei Jezus in hun leven uitnodigden. En hun oude leven inruilden voor het leven met God.

Toen ik me omdraaide, zag ik een man op een trappetje zitten met een muts op. ‘Ik ken hem ergens van, maar van wat?.’ dacht ik. Ik vroeg hem of iemand hem weleens verteld had, dat God van hem houdt en een plan heeft met zijn leven. ‘Ja, jij!.’ was zijn antwoord. ‘Oh, ik?’ stamelde ik.

‘Ja, en ik heb nu werk.’ zei hij. Wauw! Hij was het niet vergeten en had nu werk. ‘Dan hebben we een afspraak toch?’ ‘Ja, ik wil dat doen.’ zei hij. Samen dankten we God en hij gaf zijn leven over aan Jezus. Hij keek blij en vertelde me dat hij zoveel last had gekregen van de tatoeages op zijn lichaam. Hij schoof zijn muts wat omhoog en daar stonden twee hoorntjes getatoeëerd. En toen draaide hij zich om, om naar zijn nek te laten kijken. ‘666’ stond daar geschreven.

‘Heeft u misschien nog even wat geld voor eten? Ik leef op dit moment nog op straat en begin volgende maand pas met mijn nieuwe werk.’ vroeg hij. Vijf euro moet er volgens mij nog ergens in mijn tas zitten, bedacht ik. Ik grabbelde een tijdje in mijn tas, maar kon het niet vinden. ‘Ik ga even mijn man zoeken, en als hij het heeft, kom ik terug’ beloofde ik hem.

Ineens liep er een man terug vanuit de menigte, die ik herkende als één van de twee Engelse mannen die de Heer een paar minuten ervoor hadden aangenomen in hun leven. En hij stak mij vijf euro toe. Ik keek hem verbaasd aan, of ik water zag branden. ‘Is dit voor hem?’ En hij knikte.

Wauw! Hoe goed is God. De man had werk gekregen. Gaf zijn leven aan Jezus. Vroeg wat geld en dat kreeg hij van een andere man die net zijn leven had gegeven aan de Heer.

God maakte harten zacht.

Geliefden, laten wij elkaar liefhebben, want de liefde is uit God; en ieder die liefheeft, is uit God geboren en kent God. Wie niet liefheeft, kent God niet, want God is liefde. 1 Johannes 4:7-8

Laat de kinderen tot Mij komen.

‘Wilt u misschien stroopwafels kopen?’ Drie meisjes stonden voor mijn deur en keken me met z’n drieën vragend aan. Ik heb stiekem een beetje een hekel aan verkoop aan de deur. Contant geld moet overal worden gezocht, omdat ik dat meestal niet in huis heb. Maar de meisjes gewoon wegsturen wilde ik ook niet. Dus mijn antwoord was: ‘Tuurlijk meiden, doe er maar drie.’ Glunderend gaven ze de pakjes en mijn zoektocht naar geld begon in het huis. Uiteindelijk had ik het bij elkaar gesprokkeld en keerde terug naar de geduldige meisjes aan de deur.

Ik begon een gezellig praatje met ze. Vroeg ze waar ze vandaan kwamen en of ze familie van elkaar waren. Het bleken zusjes te zijn uit een groot gezin. Ik vroeg ze, of ze de Heere Jezus misschien al kenden. ‘Ja, hoor die kennen we zeker!’ ‘Mijn moeder is ook bekeerd.’ zei de oudste. ‘Sinds ze bekeerd is, doet ze geen oorbellen meer in. Dat mag niet van God, meenden ze.

Ik begon ze te vertellen wie de Heere Jezus is en ze beaamde mijn verhaal. Ook vertelde ik ze dat ik regelmatig de straat op ga om mensen te vertellen over de Heere Jezus en dat Hij is gekomen om de mensen te redden. Hij kwam, vertelde ik, om te zoeken en te redden wat verloren is. En dat dit soms mensen zijn die helemaal onder de tatoeages zitten en heel veel oorbellen hebben. De jongste keek me bedachtzaam aan en vroeg; ‘Wat zijn dat, tatoeages?’ ‘Nou,’ berichtte haar oudere zus, ‘dat zijn plakplaatjes van de Albert Heijn, die je er niet meer af krijgt.’

Ik vertelde verder dat ook deze mensen op straat ook liefde kregen van en voor de Heere Jezus. ‘Ja,’ zei oudste zus weer, ‘het maakt niet uit hoe je eruit ziet!’

‘Houden jullie van de Heere Jezus?’ vroeg ik. ‘Heeeel veel’ was hun antwoord. ‘Maar, we moeten nog wel bekeerd worden.’

Ik was verdrietig na dit gesprekje. Niet omdat de meisjes zoveel van de Heere Jezus houden uiteraard, maar om het feit dat dit volgens het onderwijs wat ze krijgen niet genoeg is om een kind van God te zijn.

Je moet tenslotte eerst nog bekeerd worden.

Ik huilde het uit bij de Heer. ‘Heer, hoe kan het, dat ze Uw woord zo moeilijk hebben gemaakt?’ Breng die kinderen maar Heer, laat ze maar komen aan de deur met wat dan ook, ik wil ze wel vertellen wie U bent.

Jezus zegent de kinderen in Markus 10:13-16 ‘En ze brachten kinderen bij Hem, opdat Hij hen zou aanraken, maar de discipelen bestraften degenen die hen bij Hem brachten. Maar toen Jezus dat zag, nam Hij het hun zeer kwalijk en zei tegen hen: Laat de kinderen bij Mij komen en verhinder hen niet, want voor zodanigen is het Koninkrijk van God. Voorwaar ik zeg u: wie het Koninkrijk van God niet ontvangt als een kind, zal het beslist niet ingaan. En Hij omarmde hen, legde de handen op hen en zegende hen.

Wauw! Jezus omarmde de kinderen. Wat een Liefde! Hij gaf de kinderen als voorbeeld om tot Hem te komen. Een kind neemt gewoon aan wat hij hoort. En Hij nam het de discipelen zelfs zeer kwalijk dat ze de kinderen weg wilden houden. Hij omarmde ze, legden de handen op en zegende ze.

Een tegenstelling kreeg ik een paar weken later bij het centraal station van Amsterdam. We begonnen het evangelie te vertellen tegen een mevrouw en haar kinderen. En één van haar kinderen, een jongen van een jaar of acht keek ons de hele tijd met open mond aan. Ineens vroeg hij: ‘Waarom zeggen jullie de hele tijd het scheldwoord Jezus?’ Even was ik perplex. Dit kind had nog nooit het woord jezus anders gehoord, dan door een scheldwoord en dacht dat wij dit ook zo gebruikten. Snel legde ik hem uit hoe het echt zat. Dat Jezus Christus de zoon van God is, die gekomen is om het weer goed te maken tussen God en ons. ‘oh?’ kwam er uit zijn mond… Ik zei hem dat hij de Heere Jezus ook kon uitnodigen in zijn hart. ‘oh’ opnieuw… Je mag gewoon zeggen, ‘Lieve Heere Jezus kom in mijn hart’ zei ik. Meteen zei hij mij na; ‘Lieve Heere Jezus kom in mijn hart.’ Dat is een kind. Geen maar, maar gewoon doen.

Zijn mama moest gaan, omdat hun metro er was en ze zei tegen hem; ‘Oma kan je er alles over vertellen.’

Wauw, oma weet ervan en heeft er blijkbaar nog nooit iets over gezegd. Meteen bad ik ‘Heer, laat het zaad wat gezaaid is opgroeien in het hart van dit kind. Laat niemand het roven uit zijn hart. Laat hij dit moment nooit vergeten en dank U dat U zelf dit kind zal vast houden. Stuurt u mensen op zijn pad, zodat hij meer zal gaan horen. En Heer, laten al die kinderen weten dat U zelf hen omarmen zult als ze tot U komen. Amen.

Vertrouwen is weten…

Toen onze oudste zoon klein was, sprong hij van de commode af en lachte uitbundig! Papa!! Zijn papa ving hem op en het spelletje herhaalde zich keer op keer. Hij had een blind vertrouwen in zijn vader. Hij sloot zijn oogjes en sprong.

Springen met open ogen…

Ik hoor regelmatig door gelovige en niet gelovige dingen roepen als: ‘Waarom laat God de ellende toe in de wereld? Waarom moet ik hier dan nu zo in leven?’ ‘Waarom is er dan ziekte?’ Allemaal vragen waarom iemand twijfelt over God. Alsof we alle ellende van de wereld toeschrijven aan God. Tegenover vertrouwen staat wantrouwen. Ik weet niet of jouw bedoeling goed voor mij is. Misschien zit er wel een addertje onder het gras. Straks kost het me wat als ik ‘ja’ zeg tegen God.

Ik noem een paar bijbel teksten van de bijbel waar God beloften geeft als we vertrouwen.

Gezegend wie op de HEER vertrouwt,
wiens toeverlaat de HEER is.
Hij is als een boom geplant aan water,
zijn wortels reiken tot in de rivier.
Hij merkt de komst van de hitte niet op,
zijn bladeren blijven altijd groen.
Tijden van droogte deren hem niet,
steeds weer draagt hij vrucht. Jeremia 17:7-8

Je bent dus gezegend… als een boom geplant aan water. Je merkt de hitte niet op en je bladeren blijven groen en fris en je draagt vucht… ”

Vertrouw op de HEER met heel je hart,
steun niet op eigen inzicht.
Denk aan hem bij alles wat je doet,
dan baant hij voor jou de weg. Spreuken 3:5-6

Hij baant je de weg!

Wij kunnen ons vol vertrouwen tot God wenden, in de zekerheid dat hij naar ons luistert als we hem iets vragen dat in overeenstemming is met zijn wil. 1 Johannes 5:14

Wanneer we bidden in overeenkomst met Zijn wil, luistert Hij.”

Allen die hem aanroepen is de HEER nabij,
die hem roepen in vast vertrouwen. Psalm 145:18

De Heer is dichtbij…

Wie goed luistert, zal het goed vergaan,
wie op de HEER vertrouwt, is gelukkig. Spreuken 16:20

Je zal gelukkig zijn…

Angst voor mensen is een valstrik,
wie op de HEER vertrouwt, wordt beschermd.Spreuken 29:25

Je wordt beschermd…

Vertrouwen is overgeven. Gewoon springen in geloof en vertrouwen dat de ander zal vangen. In het dagelijks leven vertrouwen we heel veel. Zonder te kijken hoe de stoel is gemaakt, gaan we zitten. Zonder te kijken of de auto technisch nog helemaal goed is, gaan we rijden. Zonder te onderzoeken of de trein goed in elkaar zit, stappen we in. Zonder te weten of er in eten gif zit, eten we het op. Vaak gaan we uit van onze eigen verstand. En gaan we uit van ons eigen inzicht. Of we zijn gewoon heel goed gelovig in wat de massa zegt. Of goed gelovig dat een ander het beste met je voor heeft. Je kunt ook vertrouwen op geld, je medicijnen, je vaccinatie, je bedrijf, of je verzekering.

Val maar…

Wantrouwen is het tegenovergestelde van vertrouwen. Wantrouwen geeft angst en onzekerheid. Wantrouwen komt vaak via leugens. Wantrouwen is een ‘misschien’. ‘Wantrouwen’ zei in het begin van de schepping in Genenis:

‘God heeft toch gezegd dat jullie van geen enkele boom in de tuin mogen eten?’ ‘Jawel hoor,’ zei eva, maar van één niet, dan zullen we sterven. ‘Helemaal niet joh’ zei de slang. ‘Je ogen zullen open gaan en als God zijn.’

Er ontstond twijfel in hart van Eva… Zou het? Zou God de halve waarheid hebben verteld? Ze at en het ging mis… De mensen moesten sterven.

Vaak geloven we de leugens die onze gedachten binnen komen of door een persoon worden verteld. Er komt wantrouwen. Wantrouwen naar mensen of naar God. Door wat iemand zegt, kan er een zaad geplant worden. Dood en leven zijn in de macht van de tong. Denk je écht dat God goed is? Denk je écht dat die persoon waar jij mee omgaat te vertrouwen is? Geloof je echt dat die persoon trouw is?

Paulus maakte heftige dingen mee en vroeg nooit waarom. Ik lees een daarom van Paulus:

De kracht die in ons is en die groter is dan elke andere kracht, is niet onze eigen kracht. Het is Gods kracht in ons. We zijn wel in moeilijkheden, maar door zijn kracht zitten we nooit helemaal klem. We hebben wel raad nodig, maar door zijn kracht zijn we nooit wanhopig.  We worden wel vervolgd, maar door zijn kracht laat God ons nooit in de steek. We worden wel vertrapt, maar door zijn kracht staan we telkens weer op. Elke dag dragen we de dood van de Heer Jezus in ons lichaam mee. Alleen zó kan het leven van Jezus in ons lichaam zichtbaar worden.   Aldoor is ons leven in gevaar, vanwege ons geloof in Jezus. Maar zo kan ook aldoor het leven van Christus in ons sterfelijk lichaam zichtbaar worden. Zo kijken wij aldoor de dood in de ogen. Maar het gevolg is wel dat júllie eeuwig leven hebben!

Maar wij zijn net zo vol van geloof als de man die in de Boeken schreef: “Ik geloof, daarom heb ik ook gesproken.” Wij geloven ook, en daarom spreken we ook. Want we weten dat God de Heer Jezus uit de dood heeft teruggeroepen en weer levend heeft gemaakt. Daarom zal Hij ook óns samen met Hem uit de dood terugroepen en weer levend maken. Wij zullen samen met jullie voor zijn troon komen te staan. Want wíj maken al deze moeilijkheden mee omdat dat goed is voor júllie. Zo zullen steeds meer mensen zien hoe goed God is. En zo zullen steeds meer mensen God prijzen. 2 Korinthe 4:7-18

Gebed: Ik zeg tegen de Heere: ‘Mijn Toevlucht, mijn Burcht, mijn God op wie ik vertrouw! (Psalm 91)

Vertrouw jij de woorden van God? Of steun je op je eigen inzicht?

Heet of koud?

Bij een gebeds- en aanbiddingsdienst waar we pas waren, zag ik veel mensen met elkaar gezellig keuvelen. Over van alles en nog wat. De voorganger riep: ‘Kom op volk van God, laten we ons buigen tot God en ons bekeren van onze verdeeldheid in het lichaam van Christus. Bekeren van discussie en tweedracht. En laten we bidden voor ons land, voor onze stad en ons volk, zodat God ons land zal genezen’ Een groep ging hierin mee en aanbad uitbundig mee. Een andere groep was vooral bezig met elkaar. Gezellig aan het keuvelen over de dagelijkse beslommeringen. Ik voel, zie en hoor vaak veel om mij heen en het valt niet altijd mee dan te focussen. Ik besloot mijn ogen dicht te doen. Maar mijn oren kon ik niet sluiten. Normaal zou het niet zo opgevallen zijn, omdat de mensen dan konden fluisteren, maar we waren op drie meter afstand van elkaar en de mensen konden niet anders dan met flinke stemverheffing te praten, wilden ze boven de muziek uitkomen om elkaar te bereiken.

Ik voelde een teleurstelling boven komen. Mijn beeld van deze dag was: Samen strijden in lied en gebed voor ons land. Voor elkaar, voor de overheid en alles eromheen. Het voelde voor mij als een verzwakt leger wat zich druk maakte of hun haar wel goed zat. Of ze wel genoeg te eten kregen in het gevecht, of hun kleding wel schoon zou zijn…

Ik ging vandaag bidden en zei: ‘Heer, ik bekeer mij van mijn vaak zo eigen lauwe houding. Dat er zoveel dingen mijn aandacht vragen, dingen die ikzelf zo fijn vind om te doen. Terwijl U zegt: Zoek eerst Mijn Koninkrijk en de rest zal je worden gegeven. Heer, hoe moeten we de strijd winnen als de kerk verdeeld is en met zichzelf bezig. Ook ik?’

In Openbaring 3:15-16 staat:
‘Ik ken uw werken, en weet dat u niet koud en niet heet bent. Was u maar koud of heet! Maar omdat u lauw bent en niet koud en ook niet heet, zal Ik u uit Mijn mond spuwen.

Welke temperatuur heb jij?

Hoe bedoel je zwart/wit? De Heer wil dat we vurig zijn van de Heilige Geest of als een beker koud water. Verfrissend! Lauw is iets ertussen in. Grijs. Geen keuze. Onpartijdig?

Laatst keken we kamp van Koningsbrugge op TV. Een indrukwekkende serie hoe het corps commando’s wordt opgeleid. Als één moesten ze optrekken. Stel dat er één moe was, moest de rest hem ophalen of meetrekken. Niemand mocht achterblijven. Er werden instructies gegeven hoe te handelen in de missie die komen ging. Wat zou er gebeuren als twee niet goed luisterden en gewoon met hun eigen programma bezig waren? Ze zouden de rest in gevaar brengen en eruit vliegen. Eén ging vooral voor zichzelf, voor zijn eigen leerweg. Ook hij moest zijn naam kaartje inleveren. Steeds opnieuw vielen er mensen af. Ik vond de meest opmerkelijke situatie toen één man op de boot in slaap viel. Zijn mede-commando’s probeerden hem wakker te krijgen, maar steeds opnieuw viel hij in slaap. Het werd zwaar aangerekend en ook hij moest vertrekken. Wow!

Zijn we lekker gered en in een gezellig bubbeltje gekomen toen we tot geloof kwamen? Of mag het ons wat kosten?

Lucas 14:25-33 zegt: ‘Grote groepen mensen reisden met Jezus mee. Jezus draaide Zich naar hen om en zei:  ‘Als je bij Mij komt, moet je meer van Mij houden dan van je vader en moeder, vrouw en kinderen, broers en zussen. Je moet zelfs meer van Mij houden dan van je eigen leven. Anders kun je niet Mijn leerling zijn.  Als je niet het kruis draagt  en Mij volgt, kun je geen leerling van Mij zijn.

Als je een toren wil gaan bouwen, ga je toch eerst rustig uitrekenen wat het zal gaan kosten? Je moet toch weten of je het werk zal kunnen afmaken?  Want stel dat je het werk niet kan afmaken nadat je het fundament hebt gelegd. Dan zal iedereen je uitlachen!  Ze zullen zeggen: ‘Ha, die man begon te bouwen, maar hij kon het niet afmaken!’

En als een koning tegen een andere koning ten strijde trekt, zal hij eerst rustig bedenken of hij het met een leger van 10.000 man zal kunnen winnen van iemand die een leger van 20.000 man heeft.  En als hij denkt dat hij niet zal kunnen winnen, stuurt hij boodschappers naar de andere koning als die nog ver weg is met zijn leger. En hij vraagt hem op welke voorwaarden hij vrede met hem kan sluiten. Zo kunnen jullie dus alleen maar mijn leerling zijn, als jullie alles wat jullie hebben, kunnen loslaten.’

Lieve broeders en zusters, laten we vurig zijn of een verfrissende beker water. Geen grijze muis, maar zout van de aarde, het licht van de wereld!

Loslaten

Het loslaten van dingen die je vasthouden, is soms moeilijk. Stoer vertellen we anderen dat ze los moeten laten. Bijvoorbeeld, iemand kan niet vergeven, houdt de controle over alles en iedereen of leeft steeds in angst. ‘Laat gewoon los, joh.’ ‘Vergeef nu gewoon, dat vraagt de Bijbel.’ We voelen de last niet die de ander draagt en geven advies. Tot het moment dat we zelf ergens tegenaan lopen. Ineens belemmert het enorm je bewegingsvrijheid en voel je letterlijk een last op je schouders drukken.

Laat los en je zult losgelaten worden Lucas 6:37b

Jaren terug zei een vriend tegen mij: ‘Laat gewoon los, je moet geen controle proberen te houden. In de Bijbel staat: ‘Laat los en je zult losgelaten worden.’ ‘Oh ja’, was mijn antwoord, alsof ik het begreep. ‘Geen idee wat het betekent’, was mijn gedachte. Maar de angst dom over te komen, belemmerde mij te vragen hoe dit dan bedoeld werd.

Ineens begreep ik het laatst door een voorbeeld wat de Heer in mijn gedachte bracht. Een vriend van ons heeft twee huizen gehuurd. Eén ervan kan eigenlijk niet leeg staan. Wanneer het leeg zou staan, zou er grote kans zijn dat er zou worden ingebroken. Dit was de reden dat hij erin ging wonen. Zijn gezin woonde een paar dorpen verderop. Ik was verbijsterd toen ik het hoorde. ‘Man!, je materialen worden misschien niet gejat.. maar je gezinsleven is dat al. Gewoon gestolen!’

In onze buurt hoorden we ook veel over inbraken. Ineens pakte het mij en mijn man. Een bepaalde angst overviel ons. Het drukte op ons. Wat moesten we beter beveiligen en wat moest anders worden bewaakt? Het greep me letterlijk naar mijn keel en ik voelde een enorme stress. Mijn vrede was al gepikt en de onrust drukte op mijn schouders.

Ineens besefte ik dat ik iets had vast gepakt wat niet van mij was. Ik ben niet in staat om ons voor kwaaddoeners of inbrekers te behoeden. Alleen de Heer kan dat. We spraken erover met elkaar. Waarom voelen we stress? De Heer beschermt ons. ‘Ja’, zei onze jongste, ‘waar ben je bang voor? Mama zegt zelf altijd dat er duizenden engelen op ons pad staan.’

‘Heer, dank U dat U ons beveiligt. Dank U dat ik los kan laten en meteen losgelaten word. Dank U dat Uw juk zacht is en Uw last licht en dat U mij leert geen zorgen te maken.’

Laat los en je gevangenis gaat open

Werp al je zorgen op Hem (JEZUS), want Hij zorgt voor u. ‘ 1 Petrus 5:7