Een excursie dagje op vakantie.

We waren toe aan een paar dagen rust.

Even helemaal niks, en Pieter had gevraagd: wat vond jij nou de fijnste vakantie van de afgelopen jaren?

Ik noemde het land, en het bleek dat hij hetzelfde had.

Vriendelijke mensen, lekker eten, een fijn warm klimaat, en de rust trokken ons opnieuw naar dit prachtige land.

We besloten een dagje met een bootexcursie mee te gaan.

Met twee kleine bootjes gingen we langs allerlei mooie plekjes en strandjes.

Ik was strategisch naast de excursieleider gaan zitten, zodat ik met hem wat kon kletsen.

Hij vertelde over zijn leven, de extra armoede die in het land was gekomen, en het harde werken voor iedereen, vooral in het toeristenseizoen.

Ik begon te vragen: “Heeft iemand je weleens verteld dat God van je houdt?”

Lang verhaal kort, hij nodigde Jezus uit in zijn hart.

De hele boot was stil en ongemakkelijk en ik was nog niet zo vrijmoedig om meteen maar tegen iedereen te gaan preken, dus we hielden even stil.

Toen we aankwamen bij een strandje om daar even koffie te drinken en het dorp te bekijken, kwam een man even bij ons aanschuiven.

Hij vertelde over zijn werk in het leger en hoe leuk hij het vond.

Ik hou ervan om van mensen te leren, en stelde hem vragen over hoe hij met bepaalde situaties omging.

Hij vertelde vol passie over het leven daar. Hoe hij zijn best deed om het leven van de jeugd een beetje beter te maken.

Een mooi doel toch?

We gingen verder met politiek, niet mijn favoriete onderwerp, maar ja, je moet soms even meebewegen.

Toen stelde ik de vraag:

“Weet je dat God van je houdt en een plan voor je leven heeft?”

Hij wilde er niks mee.

“Stel nou dat je op een van de missies gestorven was,” ging ik verder… “Waar was je dan geweest?”

“Nergens,” was zijn antwoord, “dood is dood.”

Ik vertelde wat de Bijbel zegt.

We moesten gaan en besloten: “We gaan het er alleen nog een keer over hebben als hij het vraagt.”

En ja hoor, ineens zat hij weer naast ons. We hadden net gezwommen toen hij vroeg: “Ben je altijd zo direct met je vragen? We hadden het over politiek en ineens vraag je of ik weet waar ik heen ga als ik dood ga.”

Nou, heel eerlijk gezegd had je de hele lange omweg… Ik schiet hem er meestal meteen in. Mijn man lachte en bevestigde dat.

Hij begon over wetenschap en dat hij hier niets mee wilde.

Toen vertelde mijn man hoe hij op een dag door gebed werd genezen. Hoe hij ziek was geweest en het zo uitzichtloos had gevoeld, waardoor hij super somber was. En ineens was daar de liefde van God en genezing.

Toen het besef: ondanks dat we altijd het evangelie hadden gehoord, God is echt, en Hij wil echt iets met ons.

De man was sprakeloos.

“Ik kan niets inbrengen tegen jouw getuigenis,” zei hij… “Ik wil er nu niets mee, maar ga er zeker over nadenken.”

Zo zal Mijn woord zijn dat uit Mijn mond uitgaat: het zal niet vruchteloos tot Mij terugkeren, maar het zal doen wat Mij behaagt, en het zal voorspoedig zijn in hetgeen waartoe Ik het zend. Jesaja 55:11

“De jongen zei: ‘Zullen we handen vast houden? Dat moet toch, handen vast houden?’”

De hele week waren we op straat en deze keer in een prachtig mooi stadje. Vol vuur gingen we op pad. Er waren superveel jongeren op straat, genietend van een ijsje of wandelend naar een terras. Jongeren die openstonden voor het evangelie. Het goede nieuws of het allerbeste nieuws wat we hen vertelden. Er was een groep van zes jongeren die lacherig tegenover me stond en zenuwachtig wat grapjes maakte.

Op de een of andere manier worden mensen ongemakkelijk als je over God begint. Een beetje baldadig riepen ze van alles. Totdat ineens die ene jongen zei: ‘Wacht jongens, laten we luisteren wat die vrouw te zeggen heeft.’ Ineens was daar die aanraking van de Heilige Geest die ze liet luisteren.

‘Ik vertelde hen dat God van hen houdt en een geweldig plan voor hun leven heeft. Maar dat de Bijbel zegt dat we allen zonden hebben gedaan (fouten gemaakt), waardoor we Gods nabijheid missen. En ik ging verder met het nieuws dat Jezus naar de aarde is gekomen om al die schuld op zich te nemen. En dat wanneer je in Hem gelooft, niet verloren gaat, maar eeuwig leven hebt.

Want zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft.
Want God heeft Zijn Zoon niet in de wereld gezonden opdat Hij de wereld zou veroordelen, maar opdat de wereld door Hem behouden zou worden.
Wie in Hem gelooft, wordt niet veroordeeld, maar wie niet gelooft, is al veroordeeld, omdat hij niet geloofd heeft in de Naam van de eniggeboren Zoon van God. Johannes 3: 16-18

‘Dat wil ik!’ riep een van de jongeren. Ik nodigde de groep uit mee te bidden. Twee liepen weg, en vier bleven staan. De jongen zei: ‘Zullen we handen vast houden? Dat moet toch, handen vast houden?’
‘Ik vind het prima, kerel, laten we dat doen.’ En midden op straat bogen vier jongens hun hoofd en baden samen met mij een gebed. Glorie aan God. De jeugd is zo open!

Nog veel verhalen kan ik vertellen van die dag, maar ik deel er nu nog een. Een man stond voor de winkel te wachten op zijn vrouw. Plaatjes op beide armen en een vriendelijk gezicht. ‘Meneer’, begon ik. Hij antwoordde in het Duits, maar kon gelukkig overschakelen op het Engels.

Zijn naam was Michaël. Ik vertelde hem wie God is. De liefde van God voor hem en mij. En ineens riep hij: ‘Waarom zegt u dit allemaal tegen mij?’

‘God wil dat niemand verloren gaat meneer!’ God wil niet dat ook maar één mens verloren gaat. Petrus schrijft: ‘De Heer is niet traag met het nakomen van zijn belofte, zoals sommigen menen; hij heeft alleen maar geduld met u, omdat hij wil dat iedereen tot inkeer komt en niemand verloren gaat. (2 Petrus 3:9

Zijn gezicht begon te stralen. ‘Wat mooi!’ ‘U wordt er echt blij van hè?’ ging ik verder. ‘Heel erg!’

Iedere keer opnieuw ben ik weer onder de indruk. Wij kunnen niemand overtuigen. Alleen het evangelie kunnen we delen. De Heilige Geest overtuigt. Halleluja!

Meer zielen, Heer!

Voordat we een lekker dagje gingen varen in Den Haag met Hemelvaartsdag, liep ik een rondje door het dorp.

Ik genoot van elke geur die voorbij kwam en vertelde de Heer hoe dankbaar ik was voor alles wat Hij gemaakt had.

Ik had die ochtend al wat mensen het goede nieuws kunnen vertellen, maar ik ervaarde onvrede in mijn hart. Onvrede over hoe weinig ik nog kon doen in het Koninkrijk van God.

Ik wil dat mijn leven telt voor de eeuwigheid. Dat mensen gered worden.

We moeten allen aan God straks verantwoorden wat we gedaan hebben.

Want wij moeten allen voor de rechterstoel van Christus openbaar worden, opdat ieder vergelding ontvangt voor wat hij door middel van zijn lichaam gedaan heeft, hetzij goed, hetzij kwaad. 2 Kor 5:10

‘Meer zielen, Heer, meer zielen.’ bad ik.

Even later kwam ik een vrouw tegen met een pitbull. En ik begon met haar het evangelie te delen. Ze begon te lachen en zei… ‘Ik heb het hele jaar echt in zonden geleefd en ben net twee weken mijn leven aan het omgooien, het moet echt anders, en nu kom jij met dat verhaal. Ik weet dat ik hulp nodig heb en wil echt Jezus in mijn leven.’

Halleluja.

Toen een andere man. Hij zat nog in zijn auto toen ik aankwam lopen.

‘Heer, als hij meteen uitstapt, spreek ik hem aan.’ Bad ik.

Hij stapte meteen uit…

‘Meneer, heeft iemand u weleens verteld dat God van u houdt en een geweldig plan heeft voor uw leven?’

‘NOOIT’, joelde hij vrolijk. ‘Ondanks dat ik al mijn hele leven naar de kerk ga.

‘En zou u zeker weten dat u naar de hemel gaat?’ Ging ik verder. ‘Ik denk het wel hoor, want mijn vader wacht daar op mij.’

‘Maar wat bijzonder dat u mij dit nu vertelt, want mevrouw, gisteravond kon ik niet slapen, ik was zo onrustig. En weet u wat ik deed? Ik heb de bijbel naast mijn hoofd gelegd en viel toen in slaap. Bijzonder hé.. En dan nu deze boodschap, geweldig!’

Weet u meneer, de Bijbel zegt we hebben allen gezondigd en missen de nabijheid van God… Dat erkende hij. Hij had gezondigd en een Redder nodig.

Hierna nodigde hij de Heere Jezus uit in zijn hart.

Nooit meer dezelfde…

Hij was zo blij! ‘Mevrouw, ik ken u niet, maar geef u gewoon een knuffel,’ en hij hing vervolgens om mijn nek.

Hij had de liefde van de Heer ervaren en uitte dat.

God is zo goed.

Handelingen 20:24 

Maar ik maak mij nergens zorgen over, en ook acht ik mijn leven niet kostbaar voor mijzelf, opdat ik mijn loop met blijdschap mag volbrengen, evenals de bediening die ik van de Heere Jezus ontvangen heb om te getuigen van het Evangelie van Gods genade.

We zijn met niets deze wereld in gekomen, en we zullen er met niets uit gaan.

Alleen zielen (andere mensen) kunnen we meenemen.

Amen…

Wil jij een boekje ontvangen met meer verhalen?

Stuur me dan een berichtje met je adres.

AnneliesvanWalsem@gmail.com

‘Mevrouw kunt u dit ook voor onze vriend doen?’

Met een grote groep waren we die dag op de straat.
Ik mocht samen met Christine oplopen.

Een grote groep mannen spraken we aan. Ze waren samen aan het vieren dat één van de mannen ging trouwen, en sommige mensen vinden het dan niet erg om er ‘vreemd’ bij te lopen en leken het normaal te vinden om zich te misdragen.
Een scheut van pijn ging door me heen dat deze mannen zo los konden gaan en verschillende schreeuwde niet al reine dingen naar ons.
Toch bleven we doorgaan met het evangelie delen. (Soms voel je een extra urgentie.)

Terwijl ze onderweg waren naar de wallen, om daar eens als ‘echte vrijgezellen’ rond te gaan lopen, liepen we een stukje met ze mee.
Eén van de mannen begon zachter te lopen en werd steeds serieuzer. Terwijl de rest joelend voor ons uitliep en nog af en toe iets naar hun maat schreeuwde, gaf deze man zijn leven aan Jezus. Hij keek mij erna serieus aan en gaf een ‘box.’

Even later kwamen we twee jongens van 16 jaar tegen. Lacherig vertelde ze dat ze niet echt geloofden. De ene zei dat zijn moeder wel geloofde, maar hij niet. Nadat we het evangelie hadden verteld, veranderde dit en ze namen beide Jezus aan.
Degene die zei niet te geloven, sloeg zijn hand op zijn hart en zei: ‘Wow! Ik geloof het nu ook echt, dat voel ik.’
De andere jongen knikte en kreeg een telefoontje.

Hij nam op en zei: ‘Nee, ik kan nu niet bellen, want ik krijg les over Jezus.’ En hing op.
Ze bleven vragen stellen, en ze hadden honger. De jeugd staat helemaal open. De meesten hebben het echt nog nooit gehoord.

Vroeger was alles beter, zeggen soms mensen.
Maar de Bijbel zegt daar iets over in Prediker.

Prediker 7:10 HSV
Zeg niet: Hoe komt het dat de dagen van vroeger beter waren dan deze? Want niet uit wijsheid zou u dat vragen.


Vandaag is het de dag van de zaligheid. De dag van redding.

En dit te meer, omdat wij het beslissende tijdstip kennen, namelijk dat de tijd reeds is aangebroken dat wij uit de slaap ontwaken. Want nu is de zaligheid dichter bij ons dan toen wij tot geloof kwamen.
De nacht is ver gevorderd en de dag is nabijgekomen. Laten wij dus de werken van de duisternis afleggen en de wapens van het licht aandoen.
Rom. 13:11-12


Jonge mensen en oudere mensen hebben het evangelie nog nooit gehoord in deze tijd.
Laten wij opstaan en gaan.
De oogst is rijp, en er zijn weinig arbeiders.

Een derde vriend kwam bij de jongens staan en de lacherige jongen zei: ‘Mevrouw, kunt u dit ook voor onze vriend doen?’ Ik vroeg: ‘Wat moet ik doen dan?’ ‘Hem ook vertellen over Jezus.’ Dat deden we, en ook de derde jongen nam die dag Jezus aan.
Na nog even gekletst te hebben, ging iedereen zijn weg verder met blijdschap.
Glorie aan God hoe Hij de harten van mensen veranderd.

In Spreuken staat dit:
Spreuken 21:1 HSV
Het hart van een koning is in de hand van de HEERE als waterbeken, Hij neigt het tot alles wat Hem behaagt.

Wij gaan, Hij veranderd harten.
Halleluja!
Ga je mee?

Als je terugloopt, zal hij ook bij de ingang zijn…

‘Ochtendstond heeft goud in de mond,’ zei mijn vader altijd.
Je hebt nog een hele dag wanneer je vroeg opstaat.
Heerlijk, die frisse geuren in de ochtend en nu de vogels die het al uitjubelen voor hun Maker.

Een mooi rondje had ik al gemaakt toen ik een man zag lopen in een openbaar gebouw. Daar kwam het idee in me op dat ik hem binnenkort moest spreken, omdat God hem op het oog had.
Ik glimlachte bij de gedachte, want het zou vast weer een verrassing zijn hoe dat tot stand zou komen.

Psalmen 143:8 Herziene Statenvertaling (HSV)
Doe mij in de morgen Uw goedertierenheid horen, want ik vertrouw op U; maak mij de weg bekend die ik te gaan heb, want tot U hef ik mijn ziel op.

Een paar weken later was het zover, ik ervaarde een zachte aandrang om richting het gebouw te lopen, waar ik de man zag stofzuigen en liep er naartoe, maar toen ik er vlakbij was, liep de man verder naar binnen en ik mompelde tegen de Heer, ‘Heer, ik ga niet dat gebouw in naar een man alleen, dat lijkt me niet verstandig.’ En ik begon mijn weg naar huis te vervolgen. ‘De Heer sprak tot mijn hart: ‘Wanneer je nu terugloopt, zal de man tegelijk met jou bij de ingang zijn.’

Gewoon gehoorzamen dan maar… Ik wil het niet missen, en mis het nog veel te vaak naar mijn zin. Laatst had ik niet gehoorzaamd.

De Heer sprak tot mijn hart: ‘Raap dat bekertje maar op en gooi het weg in de prullenbak.’ Ik reageerde als een opstandig kind en antwoordde Hem: ‘Heer, dat heb ik er toch niet neergegooid?’ En liep door. Meteen had ik spijt en liep terug. Op het moment dat ik me omdraaide en terugliep, wist ik waarom de Heer dit had gezegd. Het had me namelijk net een kleine vertraging gegeven, waardoor ik met iemand mee had kunnen lopen.
Het was nu totaal niet logisch meer geweest als ik ineens toch weer had omgedraaid. ‘Sorry Heer’, beleed ik. ‘Ik wil echt beter naar U luisteren.’

Dus nu sprak de Heer zo duidelijk en ik liep naar de ingang van het gebouw.
Op het moment dat ik eraan kwam, was de man er ook, precies zoals me was gezegd. Halleluja!!

De man keek me verrast aan toen ik hem begon te vertellen over een liefdevolle God die zoveel van hem houdt dat Hij zelfs Zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven voor zondaren. Dat als hij in Hem zou geloven, niet verloren zou gaan, maar eeuwig leven zou hebben.
Helemaal blij werd hij.
Nadat we een poosje hierover gesproken hadden, gaf hij zijn hart aan de Heer. ‘Zo,’ zei hij ‘Ik voel me helemaal anders, helemaal blij. Dit had ik echt nodig, dank u wel.’

Glorie aan God!
HEERE, onze Heere, hoe machtig is Uw Naam op de hele aarde!
U Die Uw majesteit getoond hebt boven de hemel.

Wat is dan de sterveling, dat U aan hem denkt,
en de mensenzoon, dat U naar hem omziet?
Psalm 8